Algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien

Uitkering Gemeentefonds

De uitkering gemeentefonds (UGF) 2021 is gebaseerd op de meicirculaire 2020 (gepubliceerd op 29 mei). De ramingen in de meerjarenraming 2022-2024 zijn gebaseerd op de voorlopige resultaten uit de septembercirculaire 2020. In deze circulaire worden voornamelijk incidentele bijstellingen van de uitkering 2021 verwerkt (éénmalig doortrekken van de krimpgelden, extra jaar uitstel opschalingskorting, en éénmalig verlengen van de extra middelen voor jeugd). Per saldo zal de UGF in 2021 incidenteel ongeveer € 500.000 hoger uitvallen, waarvan € 200.000 beschikbaar blijft voor het Sociaal Domein. Gezien de onzekerheden die in 2021 nog op ons afkomen zal het éénmalige netto voordeel ad € 300.000 vooralsnog worden toegevoegd aan de post onvoorzien.
De hieronder vermelde overzichten zijn nog gebaseerd op de meicirculaire, doordat de tijd tussen het uitkomen van de septembercirculaire en afwerking van deze begroting te kort is om deze nog aan te passen. In deze circulaires worden de ontwikkelingen vermeld t.a.v. de Algemene uitkering (AU), de Integratie- en Decentralisatie uitkeringen (IU en DU) en de Integratie-uitkering Sociaal Domein (IU SD). De septembercirculaire zal financieel in de begroting 2021 worden verwerkt middels een begrotingswijziging.

De verschillende uitkeringen uit het gemeentefonds kunnen als volgt worden geraamd:

* Wij houden rekening met een uitkering BCF van ongeveer € 84 miljoen, wat neerkomt op 75% van de gerealiseerde uitkering 2019.

Uitkering Gemeentefonds 2020–2023

Bij de meerjarige berekening van de UGF moet een inschatting worden gemaakt van de ontwikkeling van de uitkeringsbasis. Voor de meeste maatstaven wordt daarin de inschatting van het Rijk gevolgd, omdat wijzigingen in die inschatting gevolgen hebben voor de uitkeringsfactor. Daar waar voor Hulst een afwijkende ontwikkeling t.o.v. de landelijke trend verwacht wordt, zijn eigen inschattingen van de ontwikkeling van de maatstaven gebruikt. In de meerjarige berekening is rekening gehouden met eigen inschattingen voor de volgende maatstaven:   

  1. WOZ waarde woningen: stijging 2021 7% (conform inschatting meicirculaire2020), daarna constant. Omdat de rekentarieven meerjarig niet worden bijgesteld door het Rijk, moeten de WOZ waarden eveneens constant worden verondersteld. De invloed van de verandering van de WOZ waarden in de meerjarenraming op de UGF, zal worden gecompenseerd door de toekomstige bijstelling van de rekentarieven.
  2. Inwoners: stijging 25 per jaar
  3. Jongeren: meerjarig daling met 50 per jaar.
  4. Leerlingen voortgezet onderwijs: daling met 50 per jaar.
  5. Leerlingen speciaal onderwijs: daling met 5 per jaar
  6. Ouderen 65+: meerjarig stijging met 75 per jaar.
  7. Ouderen 65 – 75: meerjarige stijging met 25 per jaar.
  8. Ouderen 75-85 jaar: stijging met 50 per jaar.
  9. Ouderen 85+: stijging met 30 per jaar.
  10. Bedrijfsvestigingen: stijging met 40 per jaar.
  11. Woonruimten: meerjarig constant.
  12. Ouders met langdurig psychisch medicijngebruik: aantal ouders daling 10 per jaar.
  13. Aantal huishoudens met kinderen in de leeftijd 0-17 jaar: daling 2 per jaar.
  14. Aantal huishoudens in de leeftijdsklasse 75-85 jaar: stijging met 25 per jaar.
  15. Aantal huishoudens in de leeftijdsklasse boven 85 jaar: stijging met 20 per jaar.
  16. Aantal mensen dat gebruik maakt van loonkostensubidie: meerjarig constant
  17. Raming 2021 lopende prijzen, daarna tegen constante prijzen (dus gecorrigeerd voor compensatie van loon- en prijsmutaties).

Voor de overigen maatstaven wordt de trend gevolgd die door het Rijk is ingeschat.

De UGF is meerjarig berekend in constante prijzen, wat betekent dat de uitkeringsfactor is gecorrigeerd voor loon- en prijscompensatie. Gemeenten moeten zelf een inschatting maken van de te reserveren loon- en prijscompensatie. Hiervoor is een handreiking gegeven voor een correctie op basis van de prijsmutatie BBP. De bedragen die hierdoor gereserveerd worden zijn in onderstaande tabel weergegeven.

Deze middelen zouden de loon- en prijsstijgingen van zowel de naar de algemene uitkering overgehevelde clusters van het Sociaal Domein, als die in de overige clusters moeten dekken. Omdat wij inschatten dat dit onvoldoende zal zijn wordt in de meerjarenraming een aanvullend bedrag gereserveerd voor het opvangen van loon- en prijsstijgingen.

De uitkering gemeentefonds in de begroting 2020 en bijbehorende meerjarenraming was gebaseerd op de meicirculaire 2019. Ten opzichte van inschattingen bij de begroting 2020 is de uitkering gemeentefonds in de begroting 2020 bijna € 2,4 miljoen hoger in 2021.

De belangrijkste redenen voor de bijstelling van de UGF t.o.v. de begroting 2020 zijn:

  1. Bijstelling van de accressen. Met name in de septembercirculaire 2019 was er een flinke verhoging van het accres. Vanwege de Corona crisis is besloten de accressen voor 2020 en 2021 te bevriezen. Deze zullen dus niet meer worden bijgesteld zodat hier zekerheid over bestaat. Hoe de accressen vanaf 2022 zich zullen ontwikkelen is nog heel onzeker, gelet op de economische onzekerheid.
  2. De hogere uitkering van de ruimte tussen het BCF plafond over 2019. Als gevolg van de richtlijn, dat maximaal 100% van de laatst vastgestelde uitkering tot het BCF plafond structureel mag worden ingecalculeerd, betekent de hogere uitkering over 2019 een structureel hogere stelpost. Veiligheidshalve hebben we vanaf 2020 slechts 75% van de BCF uitkering als stelpost meegenomen.
  3. Verhoging van de Integratie Uitkering (IU) Participatie door de toekenning van loon- en prijsstijging en actualisatie van de verdeling van WSW middelen.
  4. Verhoging van de IU Voogdij/18+. Deze uitkering is voor Hulst t.o.v. mei 2019 fors verhoogd. Macro is er sprake van een verhoging door de aanpassing van loon- en prijscompensatie en de compensatieregeling. Daarnaast is er een forse herverdeling van het budget door de actualisering van maatstafgegevens (werkelijke uitgaven t-2; de IU 2021 e.v. wordt voorlopig vastgesteld op de voor 2020 vastgestelde IU). Het toepassen van het woonplaatsbeginsel is uitgesteld naar 2022. Het is nog niet duidelijk wat voor effect dat voor de IU voor Hulst zal hebben.
  5. Toevoeging van een IU Inburgering in verband met de Wet Inburgering die per 1 juli 2021 in werking treedt en een toevoeging aan de  decentralisatie Uitkering (DU) maatschappelijke begeleiding statushouders.
  6. Het verspringen van het basisjaar. Aangezien 2021 het volgende begrotingsjaar is moeten de reserveringen voor loon- en prijscompensatie worden vrijgegeven. In 2021 is hierdoor € 640.000 vrijgevallen. De verwachtte (en in de begroting 2021 verwerkte) loon- en prijsstijgingen zijn hoger. Het verschil is door de accresstijgingen opgevangen.

Naast de ontwikkelingen die in de circulaires zijn verwerkt moet nog rekening gehouden worden met ontwikkelingen die nog niet in de circulaires zijn opgenomen:

  1. Uit de stijging van het gemeentefonds in 2022 e.v. moeten de (structurele) loon- en prijsstijgingen worden gedekt. Hiervoor worden door de methodiek van constante prijzen automatisch middelen gereserveerd (gemiddeld € 616.000 per jaar). Evenals voor 2021 schatten wij in dat dit bedrag voor de loon- en prijsstijgingen in de meerjarenraming te laag is.
  2. De verwachte herverdeeleffecten die voortvloeien uit de onderzoeken naar de herverdeling gemeentefonds zullen pas in 2022 in de UGF worden verwerkt. Wij schatten het nadeel momenteel in op ongeveer € 40 per inwoner. Besluitvorming over de invoering van de nieuwe verdeling wordt naar verwachting dit jaar afgerond, met verwerking van de uitkomsten in de decembercirculaire 2020.
  3. De extra middelen voor jeugd zijn nog niet structureel gemaakt. Wel is medegedeeld dat wij deze structureel als dekkingsmiddel mee mogen nemen in de begroting. Hier is in de meerjarenraming rekening mee gehouden. In hoeverre deze middelen daadwerkelijk zullen worden ontvangen is dus nog onzeker.
  4. De middelen die zijn toegevoegd i.v.m. taakmutaties en t.b.v. het Sociaal Domein worden gereserveerd voor deze taken.  

De bijstellingen van de budgetten zijn in de begroting 2021 en meerjarenraming verwerkt. In de meerjarenraming 2022-2024 is verder nog rekening gehouden met de voorlopige uitkomsten van de septembercirculaire 2020.

Deze pagina is gebouwd op 11/18/2020 11:17:16 met de export van 11/16/2020 11:23:37